Gepubliceerd op 27-09-2018

Offeren

betekenis & definitie

Offeren (offerde, heeft geofferd), met de gebruikelijke plechtigheden aan de Godheid een offer brengen: God offeren wij onze gebeden; de priester offert dagelijks, doet dagelijks de Mis;

— in ’t algemeen: een offer brengen: mijne moeder offer ik mijne liefde; hij offerde alles aan zijne eer;
— afstaan: zij offerden iets van hun goud en zilver voor de arme gekwetsten;
— hij offert aan zijn hoogmoed, aan zijne eerzucht; hij offert onbedachtelijk aan den wellust, geeft er zich aan over; aan de vriendschap offeren, zich daaraan wijden;
— aan Apollo, aan Phoebus, aan de Muzen offeren, zich daaraan wijden, zich met de dichtkunst bezighouden;
— aan de Gratiën, aan de Bevalligheden offeren, aan de eischen der bevalligheid voldoen, in handelingen en manieren toonen, dat men daar hoogen prijs op stelt;
— aan Themis offeren, zich met de studie of de praktijk der rechtsgeleerdheid bezighouden;
— aan Bacchus offeren, een liefhebber van een stevig glas zijn;
— aan Venus offeren, zich aan ontucht overgeven;
— aan de Dwaasheid offeren, dwaselijk handelen;
— eene liefdegift schenken, bij wijze van offergave;
— (gemeenz.) betalen, afschuiven; inz. eene aalmoes geven: hebt gij al bij den ontvanger geofferd?; heb je al geofferd aan dien blinden speelman? OFFERING, v. (-en), het offeren; of ook wel het geofferde, het offer.

< >