Neutraliseeren (neutraliseerde, heeft geneutraliseerd), onzijdig maken, de werking van iets verhinderen, opheffen: de werking van vergif neutraliseeren; iemands invloed neutraliseeren;
— vijandelijke strijdkrachten neutraliseeren, maken dat zij niet elders gebruikt kunnen worden, werkeloos houden;
— afvalwater neutraliseeren, de microben erin dooden, (ook) het zuiveren;
— (scheik.) eene zuur reageerende stof met een basisch of alcalisch reageerende zoo vermengen dat geen van beide de overhand heeft.