Gepubliceerd op 27-09-2018

Mier (1)

betekenis & definitie

Mier v. (-en), een tot eene afzonderlijke familie (formicidae) der vliesvleugeligen behoorend insect, dat met andere in groote menigte samen leeft en om zijn ijver en de zorg voor zijne larven bekend is: de gewone zwarte mier (formica nigra); de roode mier (formica rufa); witte mieren, termieten, zie aldaar;

— (spr.) ga tot de mieren, gij luiaard, en word wijs;
— hij is al lang bij de mieren, dood en begraven;
— hij is zoo arm als de mieren, zeer arm;
— (Zuidn.) eene mier in de broek hebben, zich niet rustig kunnen houden, ongeduldig, zenuwachtig zijn;
— (fig.) iem. die weinig vertrouwen inboezemt, die geen invloed heeft.

< >