MARKEEREN, (markeerde, heeft gemarkeerd), merken, aanduiden, aangeven den pas markeeren met de voeten de beweging van het stappen uitvoeren, zonder evenwel van zijn plaats te komen:
pas op de plaats;
— (jag.) de hond markeert, als hij het spoor of de nabijheid van het wild aangeeft door versnelde beweging van den staart.