Krank bn. (-er, -st), ziek, ongesteld; doodelijk krank; tot stervens toe krank; (fig.) zwak, dun; flauw: kranke troost; eene kranke hoop;
— kranke beurzen, kranke zinnen, geldgebrek dooft den levenslust.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: