KLEERENBÓRSTEL, m. (*s), kleerborstel;
...GEK, in. (-ken), die buitensporig veel werk maakt van zijne kleeding;
...GELD, o. toelage op het traktement, om zich eene dienstkleeding aan te schaffen en die te onderhouden;
...MAKER, m. (-s), kleedermaker;
...WINKEL, m. (-s), winkel waar gemaakte kleeren worden verkocht;
...ZOLDER, m. (*s), om kleeren te dragen.