INRIJDEN, (reed in, heeft en is ingereden), te paard, in een rijtuig of op schaatsen inhalen : na een half uur hadden wij hen reeds ingereden;
— op elkander inrijden, naar elkaar toe;
—rijdende (iets) benadeelen, door rijden doen buigen : een paard den rug inrijden, het door te zware belasting van den rug bederven; de staldeuren inrijden;
— naar binnen rijden: met eene vliegende vaart reed hij den stal in;
— onkruid inrijden, al rijdende in den akker doen inploegen.