INDEELEN, (deelde in, heeft ingedeeld), verdeelen, in deelen splitsen, in klassen rangschikken : de redenaar had zijne rede in drieën ingedeeld; de planten worden óf volgens een natuurlijk óf volgens een kunstmatig stelsel ingedeeld; (wev.) de schets (van een weefpatroon) indeelen, haar door elkaar kruisende lijnen in het noodig aantal koorden en inslagvakken verdeelen;
— inlijven: de nieuwe lichtingen indeelen; zijn de miliciens al ingedeeld ? INDEELING, v. het indeelen.