INBRANDEN, (brandde in, heeft en is ingebrand), met een heet of gloeiend ijzer indrukken : een merk op het vee inbranden; de ijkletter op maten inbranden;
— verf door sterke verhitting in porselein branden : inrichting tot het inbranden van beschilderde voorwerpen van porselein;
— door het branden verminderen ; de koffieboonen branden niet veel in;
— brandende indringen, zich verder uitbreiden (van eene vlam);
— niet gelijkmatig afbranden: die pijp, deze sigaar brandt in;
— (Zuidn.) iem. inbranden, vóór het huis dat iem. betrekt, een vuur ontsteken en er rondom dansen en zingen, waarbij men door de nieuwe bewoners getrakteerd wordt. INBRANDING, v. (-en), het inbranden : de inbranding geschiedde met een gloeiend ijzer;
— merk of teeken, dat door het inbranden ontstaat; de inbrandingen moeten duidelijk zichtbaar zijn.