INBOUWEN, (bouwde in, heeft en is ingebouwd), met andere gebouwen omringen, omgeven : vroeger was dit een uithoek der stad, maar nu is het al aardig ingebouwd;
— die toren is ingebouwd, staat niet vrij voor de kerk;
— (scherts.) erg ingebouwd zitten, dicht omringd door anderen, benauwd.