IJSBREKER, m. (-s), vaartuig met scherpe ijzers aan den boeg, er op ingericht, om het ijs in de rivieren te breken;
— langgesteelde houten hamer waarmee het ijs in vaarten, rondom schepen wordt stukgeslagen; houten of steenen pilaar, ter bescherming van bruggen enz. ;
— baanbreker, wegbereider.