Gepubliceerd op 13-09-2018

Hot

betekenis & definitie

1. HOT, bw. (gew.) (bij voerlieden) rechts, in tegenst. van haar, links: de voerman wilde hot en de paarden haar; (fig.) de een wilde hot en de ander haar, de een wilde zus en de ander zoo; hij weet van hot noch haar, ’t is een echte domoor; hot en haar, her en derwaarts: de boel lag hot en haar door elkander.

2. HOT, v. (-ten), (Zuidn.) draagkorf.
3. HOT, v. dik van zure melk:
—, (-ten), (gew.) de vaste deelen die zich afscheiden, als de melk bij het koken schift.