HEIM, ook HEEM, o. woonplaats, erf; nog over in samenst. als heimwee, heemraad, in afleidingen als inheemsch, uitheemsch, heimelijk enz., in vele plaatsnamen, als Heemstede, Sassenheim, Arnhem, Ellekom, Hilversum, Petten;
— (gew.) heining, heg.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: