GELOFTE, v. (-n), plechtige belofte waarbij men zich vrijwillig tot eene offergift of tot zekere handeling verbindt: de gelofte tot eene bedevaart; eene gelofte doen (of afleggen), zijne gelofte breken;
— (R. K.) de plechtige belofte van gehoorzaamheid, kuischheid en armoede die bij de priesterwijding of de intrede in eene geestelijke orde wordt afgeiegd;
— het vaste besluit om iets te doen hij deed bij zichzelf de heilige gelofte van nooit te zullen trouwen.