GEAARDHEID, v. (...heden), natuur, aard, inborst eene beminnelijke, goede, liefderijke geaard; heid; eene booze, slechte geaardheid; eene sombere geaardheid; onderscheidene geaardheden;
— innerlijke geaardheid, iemands wezenlijke aard, in tegenstelling van den schijn, dien hij aanneemt.