Gepubliceerd op 02-09-2018

Gangpad

betekenis & definitie

GANGPAD, o. (-en), smalle weg in een dorp of op een veld voor voetgangers bestemd, voetpad;

— (in kerken, schouwburgen enz.) smalle doorgang tusschen blokken zitplaatsen: als dominee A. preekt, is de kerk zoo bezet, dat zelfs de gangpaden vol met toehoorders zijn;
— (w. g.) zijn gangpad schoon vegen (in scherts ook schoon boenen), het pad voor den doorloop vrijmaken, ruim baan maken.