Gepubliceerd op 02-09-2018

Dorp

betekenis & definitie

DORP, o. (-en), bebouwde kom eener gemeente op het platteland met eene of meer kerken (kleiner dan eene stad en grooter dan een gehucht);

— (oudtijds) iedere plaats zonder grachten, muren en poorten;
— (spr.) het kan beter van eene stad dan van een dorp, de vermogende kan lichter iets opofferen, betalen dan wie niet zooveel heeft;
—(Zuidn.) zorgen dat de kerk in (het midden van) het dorp blijft staan, alles naar den eisch regelen, schikken. Dorpje, o. (-s), klein dorp.