GAAS, o. (mv. (gazen), in de bet. van soorten van gaas), een luchtig en doorschijnend weefsel, waarbij de draden wijd uiteenliggen, van garen, zijde, goud-, zilver-, ijzerdraad enz., waarschijnlijk alzoo genoemd naar de stad Gaza in Palestina, vanwaar de stof afkomstig was;
— (bij uitbr.) vlechtwerk van metaaldraad;
— voorwerp van gaas gemaakt, als gazen kleedingstukken, sluiers, gordijnen, zeven enz.;
— (fig.) luchtige, doorschijnende sluier dienende om eenig voorwerp te bedekken en het gedeeltelijk aan het oog te onttrekken; hem wiens dwaasheid zich door het gaas zijner eigenliefde als verstand vertoont;
— (fig.) volksbenaming van eene soort van netvleugelige insecten, aldus genoemd naar de gaasachtige vleugels.