Gepubliceerd op 02-09-2018

Doordraaien

betekenis & definitie

DOORDRAAIEN, (draaide door, heeft en is doorgedraaid), voorbij een zeker punt draaien, zonder te stuiten: doordraaiende deuren; voortgaan met draaien; draaiend door iets heen gaan of doen gaan de kamer doordraaien, eene schroef doordraaien; door draaien stukmaken die moer is doorgedraaid;

— (gemeenz.) den boel er doordraaien, doorbrengen, opmaken, verkwisten;
— ik ben er doorgedraaid, (ook) ik heb er me doorgedraaid, ik ben er heelhuids afgekomen, heb er me uitgeholpen;
— den tijd (vooral den nacht) zwierend doorbrengen;
— eene doordraaiende plint, die met de deur meedraait. DOORDRAAIER, m. (-s), zwierbol.