DOLFIJN, m. (-en), eene familie der tandendragende walvisschen (delphinidae) met een enkel blaasgat, waartoe o. a. behooren: de bruinvisch, de zwaardvisch, de grindwal of rondkop, de witte en de gewone dolfijn (delphinus delphis) die eene lengte van 2 M. bereikt;
— (Zuidn.) elleboog onderaan eene afvoerbuis, vaak in den vorm van een dolfijn;
— vroeger gebruikelijke vertaling voor dauphin, titel van den Franschen kroonprins.