Gepubliceerd op 02-09-2018

Dal

betekenis & definitie

DAL, o. (-en), inzinking of laagte tusschen bergen of heuvels;

— het dal van de Reuss, het dal waardoor de Reuss stroomt, het Reussdal;
— (dicht, of scherts.) ’t ondermaansche dal, de aarde;
— de aarde is een tranendal, eene plaats waar veel geleden wordt,;
— over berg en dal, van alle kanten, (ook) van verre oorden; (ook) overal heen;
— bergen en dalen ontmoeten elkander niet, maar menschen wel, men staat soms onverwachts tegenover kennissen die men niet dacht weer te zien. Zie DALGROND.