CORPS, o. (-en), lichaam; de gezamenlijke personen onder een bestuur of hoofd staande en daardoor een zeker geheel vormende: vgl. muziekcorps, studentencorps, beide gewoonlijk bij verkorting corps genoemd: het (muziek)corps der schutterij; hij is lid van het (studentencorps;
— in het bijzonder eene afdeeling van een leger, uit troepen bestaande, die op dezelfde wijze georganiseerd of tot denzelfden dienst bestemd zijn: het corps der grenadiers en jagers, der mariniers;
— en corps, gezamenlijk, allen te zamen;
— corps d'armée, eene hoofdafdeeling van een leger in het veld;
— corps de bataille, het centrale deel van een leger;
— corps de ballet, de gezamenlijke balletdanseressen aan een theater of opera;
— corps de garde, hoofdwacht, wachthuis;
— corps de reserve, krijgsmacht die alleen in nood moet optreden;
— corps diplomatique, de gezamenlijke gezanten, attachés enz. van vreemde staten bij een hof.