CONSTITUEEREN, (constitueerde, heeft geconstitueerd), vaststellen, verordenen;
— zich constitueeren, zich vormen, zich voor wettig en voltallig verklaren (van eene vergadering, commissie, bestuur);
— de constitueerende deelen, bestanddeelen;
— de constitueerende vergadering, vergadering van gekozen volksvertegenwoordigers, die de opdracht hebben, eene nieuwe staatsregeling vast te stellen.