Gepubliceerd op 01-09-2018

Cilinder

betekenis & definitie

CILINDER, CYLINDER, m. (-s), een lichaam, begrensd door twee gelijke en evenwijdige cirkels en door een gebogen vlak, verkregen door eene rechte lijn, die de 2 cirkelomtrekken verbindt, evenwijdig aan zich zelve te bewegen; ronde zuil, rolsteen, rol bij werktuigen veel gebruikt, vgl. cilinderbureau, -mangel;

— cilindervormige buis waarin zich de zuiger beweegt (bij stoommachines);
— de cilinder in een horloge, spilletje dat het radje hetwelk als slinger dient, beurtelings tegenhoudt en loslaat, échappement;
— ook benaming voor een hoed die eenigszins den vorm van een cilinder heeft: een hooge hoed.