Gepubliceerd op 01-09-2018

Brouwen

betekenis & definitie

BROUWEN, (brouwde, heeft gebrouwen), bier bereiden, gewoonlijk door gemalen mout in de beslagkuip met water te laten uittrekken, dit beslag te koken en te laten filtreeren; de dan verkregen wart met hop vermengd opnieuw laten koken en dit vocht dan te laten gisten;

— een bowl punch brouwen, grog, bisschop brouwen, met kokend water bereiden;
— (fig.) veroorzaken, berokkenen: de leugen brouwt veel kwaad; wat kan de staatszucht niet al brouwen;
— in ’t geheim beramen, uitdenken verraad brouwen; onrust, twist brouwen, stoken, verwekken;
— er brouwt (broeit) iets, eenig kwaad is in aantocht. BROUWING, v. (-en).

< >