BRAMRA, v. (...raas), (scheepst.) de derde ra van onderen, waaraan het bramzeil geslagen (= vastgemaakt) is;
...REEP, m. (-en), touw op het midden der bramra gestoken, waarmee deze van het dek naar hare plaats geheschen wordt;
...SCHOOT, m. (-en), schoot van het bramzeil, om dit op de marsera uit te halen;
...STAG, o. (-en), touw of wantslag, dat het achterovervallen der bramsteng belet;
...STENG, v. (-en), rondhout, langs den voorkant der steng geheschen om deze te verlengen;
...VAL, o. (-len), naam van den bramreep, nadat het zeil aangeslagen en bijgezet is;
...WANT, o. de gezamenlijke hoofdtouwen van de bramsteng;
...ZALINGS, v. mv.