Gepubliceerd op 01-09-2018

Binden

betekenis & definitie

BINDEN, (bond, heeft gebonden), vastmaken, vasthechten met touw, garen enz . een pakje binden; een gevangene binden; aan schooven binden;

— (fig.) de vriendschap bindt, vereenigt de harten;
— mijne belofte bindt mij, ik moet haar gestand doen, kan niet vrij handelen;
— zich aan beperkende voorwaarden laten binden, zich die laten opleggen;
— iemand iets op het hart binden op ’t gemoed drukken
— ik ben aan huis gebonden. kan weinig van huis;
— de bloedkleurstof bindt de zuurstof, houdt haar in scheikundige verbinding;
— de soep binden, lijmerig maken; gebonden soep, advocaat, niet dun vloeibaar;
— kleine kinderen binden erg de handen, geven veel te doen;
— (fig.) -iem. de handen binden, iem. de vrijheid van handelen benemen, hen beperken, aan banden leggen;
— bezems binden, takjes, rijs, heide samenbinden tot bezems;
— een hoek binden, er een band om leggen;
— (muz.) twee of meer noten met een boogje koppelen. BINDING, v.