VASTMAKEN - (maakte vast, heeft vastgemaakt), verbinden, vasthechten: een koord vastmaken; iets aan een touwtje, een spijker vastmaken, bevestigen, (ook) hecht maken; (zeew.) vastmaken zonder opgaan, een gespannen touw vastmaken, zonder dat het minder strak staat;
— (recht.) een goed vastmaken, onvervreemdbaar maken. VASTMAKING, v. het vastmaken.