Wat is de betekenis van Binden?

binden - Werkwoord 1. vastmaken (evt. figuurlijk) ♢ Hij bond de boot met een touw vast aan de paal. ♢ Door het schriftelijke contract waren de beide bedrijven gebonden aan de gemaakte afspraken. 2. iets om iets anders leggen ...

Twee gebint- of kaponderdelen met een derde onderdeel verbinden, met een korbeel of windschoor. Een gebonden bint is een balk met twee muurstijlen en twee korbelen.

binden - onregelmatig werkwoord uitspraak: bin-den 1. er omheen doen en vastmaken ♢ hij bond het touw om de stapel kranten 2. een gerecht dikker maken ♢ ik bond de soep met bloem ...

Activiteiten om een band met klanten scheppen om zo herhalingsaankopen te stimuleren; zesde fase van de online marketingfunnel die er in resulteert dat een bezoeker vaste klant wordt.

zie: boekbinden.

Het snijden, vouwen, vergaren (verzamelen) en in het omslag fixeren van gedrukte vellen met boek als eindprodukt. Bij tijdschriften of brochures (zie aldaar) spreekt men van brocheren of hechten.

: een hangmat binden (bond, heeft gebonden), een hangmat ophangen. Plantageheren nodigden de blanken uit aan hun tafels, slaap- en badkamers mochten gebruikt worden; waren er niet veel bedden, dan mocht de gast altijd zijn hangmat binden, binnen of als hij dat verkoos, overdag buiten in de schaduw van een paar grote bomen (McLeod 1987 in 'Hoe...

Het B. van een koek of krentenbrood op de arm van een jarige, is in onbruik geraakt. Bij het B. (Fr.: koehe op 'e earm) werden rijmpjes opgezegd en de gebondene, als hij volwassen was, moest trakteren.

v., bine; (knevelen), knevelje, f(l)eugelje; (snoeren), fiselje; (van vloeibare spijzen), minge; zich niet —, jins aventûr hâlde.