BIJLIGGEN, (het lag bij, heeft bijgelegen), ongeveer weten, meenen te weten er ligt me zoo iets bij van eene historie, die met dien man gebeurd is.
— een voorgevoel van iets hebben het heeft mij altijd bijgelegen, dat dit gebeuren zou. BIJLIGGER, m. (-s), (gew.) bijzit;
— een schip dat een gedeelte van de vracht van den beurtschipper laadt. BIJLIGGING, v. (-en), bijslaap.