BIJKAART, v. (-en), karton, kleine kaart in een leegen hoek van de groote geteekend kaart van Engeland met eene bijkaart van Londen;
— (kaartsp.) kaarten die geene troefkaarten zijn mijne bijkaarten deugen niet; eene mooie bijkaart hebben; weinig in de bijkaart hebben;
— tweede toegangskaart naast eene hoofdkaart (voor leden van hetzelfde gezin).