BENADEELEN, (benadeelde, heeft benadeeld), iem. benadeelen, schade, nadeel toebrengen; (ook) onrecht aandoen; (ook) hem belasteren;
— iemands toekomst benadeelen. BENADEELER, m. (-s). BENADEELING, v. (-en).
Gepubliceerd op 01-09-2018
betekenis & definitie
BENADEELEN, (benadeelde, heeft benadeeld), iem. benadeelen, schade, nadeel toebrengen; (ook) onrecht aandoen; (ook) hem belasteren;
— iemands toekomst benadeelen. BENADEELER, m. (-s). BENADEELING, v. (-en).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: