BEDIENING, v. (-en), het bedienen van een ambt, eene betrekking, het verrichten van de werkzaamheden die aan dat ambt zijn verbonden vele regenten werden uit hunne bediening ontzet;
— het bedienen van personen als oppasser, leverancier, bediende, enz.; eene prompte en civiele bediening, door leveranciers beloofd;
— gemeubileerde kamers met bediening huren;
— bediening der vuurmonden, de behandeling om ze werkzaam te doen zijn; (ook) de hiertoe noodige manschappen, 8 á 10 per vuurmond: de bedieningen zijn vele weken bij de stukken gebleven;
— (R.-K.) het geven der laatste H. Sacramenten aan stervenden de zieke heeft de volle bediening gehad;
— aan de bediening gaan, bij het Heilig Avondmaal gaan aanzitten.