BEDE, v. (-n), gebed tot God; (in Zuidn. inz.) het gebed van het Angelus;
— dringend verzoek bede om hulp; op zijne bede;
— zijne bede werd niet verhoord;
— (Zuidn.) te bee zitten, op straat zitten om te bedelen;
— (rechtst.) iets bezitten ter bede, tot wederopzeggens toe; (hist.) aanvraag van den landsheer tot het op brengen eener geldsom, eene soort van belasting.