Gepubliceerd op 24-02-2020

As

betekenis & definitie

v. (-sen), de meestal ijzeren stang waaraan de wielen van een wagen draaien;

— per as, door middel van een rijtuig;
houten of ijzeren balk die met de daardoorheen gestoken roeden of wieken ronddraait;
— (in ‘t algemeen) ‘t voorwerp, de stang, staaf enz. waarom of waarop een voorwerp ronddraait;
— (sterrenk.) middellijn van een hemellichaam die bij de rotatie van dat lichaam in rust blijft, verbindingslijn tusschen de beide polen;
— as des hemels of hemelas middellijn van den schijnbaren hemelbol, waarom diens schijnbare rotatie plaats grijpt
— as der ecliptica, middellijn van den schijnbaren hemelbol, die loodrecht staat op 't vlak der ecliptica;
— (meetk.) rechte lijn om welke eene figuur draait die een omwentelingsoppervlak of lichaam beschrijft as van een cilinder, kegel, bol; bij uitbreiding as van een regelmatig prisma, lijn die de middelpunten der eindvlakken verbindt;
— rechte lijn die eene vlakke figuur in twee symmetrische helften verdeelt: groote en kleine as eener ellips;
— lijn waarop in de anal. meetk. de coördinaten van een punt worden uitgezet;
— (nat.) elke lijn die bij een bolvormigen spiegel door ’t krommingsmiddelpunt, bij eene lens door het optisch middelpunt gaat:
— as van een verrekijker, lijn door de optische middelpunten der lenzen, vizierlijn,
— as van het slingervlak, verticaal door het ophangpunt;
— as van een magneet, verbindingslijn der beide polen;
— as van een kristal, lijn ten opzichte waarvan de grensvlakken symmetrisch gelegen zijn;
— (ontleedk.) lijn waarom de draaing in het gewricht plaats grijpt;
— (ontl.) as van den draaier, uitsteeksel op den tweeden halswervel, waarom de eerste draait;
— (plantk.) centrale deden der plant, waaromheen de bladachtige organen bevestigd zijn;
— as eener bloeiwijze, stengeldeel waaromheen de bloemen geplaatst zijn;
— (bouwk.) lijn waardoor eene teekening in twee symm. deelen verdeeld wordt;
— as van een weg, lijn in de lengte langs ’t midden van den weg getrokken:
— lange en korte as van een schip, de twee lijnen om welke het schip zijne slingerende en zijne stampende beweging volbrengt;
— (dicht.) steunsel: ’t Heelal davert op zijne assen.
2. AS. (in gemeenzame spreektaal voor) ALS.