Afzuipen (zoop af, heeft en is afgezopen), (ruw gemeenz.) iem. den wijn afzuipen, zijn wijn opmaken door onmatig te drinken;
— wat (vrij wat, heel wat) afzuipen, veel zuipen, onmatig veel drinken;
— (in ruwe volkstaal) hetzelfde als afdrinken;
— zich afzuipen, zich naar lichaam en geest door onmatig drinken te gronde richten wat eene schande, dat een jongmensch zich zoo afzuipt en zijne gezondheid verwoest; een afgezopen lap.