Afwillen (wilde (wou) af, heeft afgewild), (van kleedingstukken, sieraden enz. die aangedaan, omgedaan, omgeslagen, voorgedaan of opgezet worden): niet afwillen, ondanks alle moeite niet van het lijf gedaan kunnen worden die kraag wil niet af, de band zit in den knoop:
— (van iets dat op of aan iets anders zit of kleeft, als vuil, vlekken enz.): niet afwillen, ondanks alle moeite niet weggenomen kunnen worden, thans zegt men eraf willen;
— ( een werk dat verricht of een voorwerp dat vervaardigd wordt) binnen een bepaalden tijd afgemaakt, voltooid willen hebben ik heb nog vrij wat werk te doen, dat wil ik van avond af.