Gepubliceerd op 31-08-2018

AFVUREN

betekenis & definitie

(vuurde af, heeft afgevuurd), (geladen vuurwapenen) doen afgaan door het doen ontbranden der buskruitlading, afschieten een pistool, een geweer, een kanon afvuren:

— (scherts.) zijn kanon is afgevuurd, zijne levenskracht is uitgeput, hij is dood;
— (fig.) toespraken, heilwenschen, toosten en plichtplegingen voor den dag brengen, uiten, uitspreken, vgl. afdraaien: dat was hem een pak van ’t hart, dat hij eindelijk zijn toost had afgevuurd; hij zit er mooi in, nu hij morgen eene plechtige toespraak moet afvuren;
— (gemeenz.) op iem. of iets afvuren, op iem. (meestal een afwezige) of eene zaak afgeven, er zich zeer ongunstig over uitlaten;
— op iem. aangaan, razen;
— (in het krijgsw.) de oefening in het vuren of schieten ten einde brengen de recruten dezer compagnie hebben nog niet allen afgevuurd;
— (fig.) zijne taak ten einde brengen, afdoen wat men te verrichten heeft: ook hebt gij nog geene vacantie ? wij hebben al afgevuurd.