Gepubliceerd op 30-08-2018

Afrollen

betekenis & definitie

AFROLLEN, (rolde af, heeft en is afgerold), door te rollen of wentelen verderaf brengen : rol die vaten wat van den muur af;

— opgerolde voorwerpen (papier, lint enz.) ontrollen, uiteenrollen: een stuk lint. eene kaart afrollen;
— (van opgerolde voorwerpen) rollend afgaan van datgene waarom zij opgerold zijn, zich ontrollen : steek eene speld aan dat rolletje lint, anders rolt het af;
— (fig.) (van den tijd en wat in den tijd voorvalt, inz. van het leven en de lotgevallen der menschen) voortgaan, zich allengs ontrollen of ontwikkelen : hoe vluchtig rolt de draad van ‘s menschen leven afl; (dicht.) de af gerolde (afgeloopen) levensbaan;
— (een voorwerp dat om zijne as rolt of wentelt) zoo lang rollen als het kan, zoo lang om wentelen totdat het is afgeloopen : afrollen als een braadspit, (w. g.) onophoudelijk doorpraten, zonder eenige verpoozing;
— zooveel rollen als noodig is : is het deeg nog niet af gerold ?; in de pijpenfabriek hadden de werklieden juist af gerold;
— langs eene helling naar beneden rollen of wentelen : men was bezig de vaten langs de plank af te rollen; de jongens vermaakten zich met steenen van den berg af te rollen;
— zich van eene hoogte naar beneden laten rollen : de jongens vermaakten zich met van de helling af te rollen;
— van eene hoogte naar beneden rollen : een groote sneeuwklomp die van het gebergte komt af rollen;
— afvallen : hij rolde (van) de trappen af; hij rolde van zijn paard af; (ook fig.) zijne zaken rollen den berg af, gaan in toenemende mate achteruit;
— (van tranen) in dikke druppels afvloeien;
— (fig.) (van de baren of golven van zee of stroom) bij herhaling en telkens verderaf of zwakker weerkaatst worden;
— (landerijen, wegen, paden, enz.) zooveel met de landrol bewerken als noodig is: hebt ge al de wandelpaden afgerold ?;
— eerst afrollen, en dan harken;
— iem. iets afrollen, het hem behendig uit den zak rollen en ontstelen;
—(gemeenz.) hij heeft vroeger wat afgerold, dikwijls aan den rol zijn, een losbandig leven leiden. AFROLLING, v. (-en).

< >