Gepubliceerd op 30-08-2018

Aflossing

betekenis & definitie

AFLOSSING, v. (-en), het aflossen: de aflossing der hoofdwacht, der dag- en nachtploegen geschiedt op bepaalde uren;

— de aflossing der beleende panden, van eene hypotheek, van eene schuld, het voldoen;
— de aflossing der leening geschiedt in tien termijnen, het terugbetalen der geleende gelden;
— honderd gulden te leen gevraagd met driemaandelijksche aflossing van vijfentwintig gulden, met terugbetaling van 25 gld. per drie maanden;
— ook de som die ter aflossing dient;
— (krijgsw.) de aflossing laat van middag lang op zich wachten, de aflossende manschappen.