AFKLEPPEN, (klepte af, heeft afgeklept), met klokgeklep afkondigen (stedelijke keuren, verordeningen) die van de pui van het raadhuis worden voorgelezen, nadat de klok geklept heeft;
— een gegeven bevel of eene verplichting (om op te komen) bij klokgeklep te niet doen, herroepen, afgelasten;
— (gew.) veel in- en uitloopen;
— (gew.) klompen, pantoffels afkleppen, spoedig verslijten doordat ze te groot zijn en niet goed sluiten.