ACHTERHOUDEN, (hield achter, heeft achtergehouden), iem. ophouden, terughouden, niet laten vertrekken;
— wederrechtelijk in zijn bezit houden, iets achterbaks houden;
— geheimhouden (voor de belasting) : een schoorsteen, paard, dienstbode achterhouden, niet aangeven, verzwijgen, verbergen, verhelen;
— zich achterhouden, zich terughouden, achterblijven;
— niet opkomen voor den krijgsdienst.