m. (-en),
1. gulp, overslaande golf: een zwalp zeewater;
2. (scheepsb.) ben. voor de grenen ribben die in de klamaaien rusten en dienen om de dekdelen te steunen ;
3. brede, dikke plank of vierkant bezaagde balk, 20 à 25 cm breed en 25 à 30 cm dik : djatihout in zwalpen ; vlak boven de kespen op de houten sluisvloer zijn zwalpen aangebracht die 75 tot 100 cm in de muren grijpen.