Wat is de betekenis van VOORHOOFD?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

voorhoofd

voorhoofd - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) het deel van het gezicht tussen de wenkbrauwen, de normale haarlijn en de slapen Woordherkomst samenstelling van voor en hoofd

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

voorhoofd

voorhoofd - zelfstandig naamwoord uitspraak: voor-hoofd 1. deel van je hoofd van wenkbrauwen tot haar ♢ hij heeft rimpels in zijn voorhoofd van het denken Zelfstandig naamwoord: voor-hoofd het voorhoofd ...

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

voorhoofd

voorhoofd - Het voorhoofd is bij mensen het deel van het gezicht van de wenkbrauwen tot de natuurlijke haarlijn; het is ook het overeenkomstige deel van het gezicht bij dieren.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Voorhoofd

s.n., foarholle.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Voorhoofd

o. (-en), 1. voorste gedeelte van de schedel; deel van het gelaat boven de wenkbrauwen, tot aan het haar ; een hoog, een breed, een gewelfd voorhoofd; de huid op die plaats : rimpels in het voorhoofd trekken ; (fig.) iem. als voor het voorhoofd slaan, hem geheel van zijn stuk brengen : — (fig.) dat staat op zijn voorhoofd...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

voorhoofd

o. voorhoofden (deel van het hoofd boven voor, nl. tussen haren en wenkbrauwen): met een stalen voorhoofd staan liegen, onbeschaamd.

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Voorhoofd

Voorste gedeelte van het hoofd, gelegen tusschen de haargrens en de wenkbrauwen. Zie ook ➝ Voorhoofdsholte.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

voorhoofd

('vo:r) o. (-en; -je) voorste gedeelte van het ➝ hoofd, tussen haren en wenkbrauwen : rimpels in het hebben. Gez. dat staat op zijn te lezen, dat is duidelijk aan hem te merken; een stalen hebben, onbeschaamd zijn; iemand (als) voor het slaan, hem versteld doen staan. ➝ Kaïnsmerk, rimpel.