bn. (-er, -st),
1. verdriet hebbende: verdrietig zijn, worden ; wees niet verdrietig over Zijn kastijding (Spr. 3:11);
2. van verdriet getuigende: een verdrietig gezicht; verdrietige woorden;
3. verdriet veroorzakende, onaangenaam: wachten is verdrietig', verdrietige omstandigheden.