v. (-en),
1. (veroud.) blaashoorn, jagershoren, bazuin; — (herald.) hoorn als helmstuk;
2. slurf, olifantssnuit;
3. voorste opening van de loop van een vuurwapen, kanonmondstuk; — mondstuk van de slang van een brandspuit;
4. (bouwk.) trapsgewijze uitmetuitmetseling in de hoeken van een vierkant kerkruim tot vorming van een achthoekig grondvlak voor de koepel.