Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tromp

betekenis & definitie

v. (-en),

1. (veroud.) blaashoorn, jagershoren, bazuin; — (herald.) hoorn als helmstuk;
2. slurf, olifantssnuit;
3. voorste opening van de loop van een vuurwapen, kanonmondstuk; — mondstuk van de slang van een brandspuit;
4. (bouwk.) trapsgewijze uitmetuitmetseling in de hoeken van een vierkant kerkruim tot vorming van een achthoekig grondvlak voor de koepel.