(sprak toe, heeft toegesproken),
1. tot of tegen iem. spreken: ze spraken elkaar met veel beleefdheden toe;
2. woorden tot iem. richten om een gesprek met hem te beginnen, aanspreken: hij reageert nauwelijks als hij toegesproken wordt; hoe moet ik hem toespreken?
3. bij vergaderingen, feesten enz. het woord tot iem. richten: president Truman zal de Verenigde Naties toespreken;
4. (germ., inz. bij theol. schrijvers) weerklank vinden bij, aanspreken, iets zeggen: fabelen die de kinderen toespreken.