I. v. (-en),
1. (thans inz. Zuidn.) schotel of kom, gewoonlijk van aardewerk ; teil: een test vol bruine zeep ; de hond. krijgt eten in zijn test;
2. pot of schotel van aardewerk, voor vuur bestemd ; thans bepaaldelijk een kleine, vierkante, naar onderen smaller toelopende pot met één oor, die met een kooltje vuur in een stoof wordt geplaatst ;
3. (volkst.) hoofd : hij stootte zijn test; dat kan hij wel uit zijn test zetten ; mens, je bent in je test geprikt!
II. (Eng.), v. (-s), toets voor, toetsing van het gehalte of de kwaliteit van personen of zaken : een psychotechnische test; de havertest voor groeistoffen.