(speette, heeft gespeet),
1. aan een speetje rijgen : scharren speten, om ze te drogen; haring speten, voor de bokkingrokerijen; — aan een speet braden ;
2. met een spit of ander scherp voorwerp doorboren;
3. (Zuidn.) vastspelden; (zegsw.) iem. iets op de mouw speten, hem wat wijsmaken.