(<Fr.), v.,
1. (recht.) hoofdelijkheid, zowel ten aanzien van schuldeisers (zodat ieder hunner de gehele schuld kan vorderen) als van schuldenaren (zodat ieder hunner voor het geheel verbonden is);
2. bewustzijn van saamhorigheid en bereidheid om de consequenties daarvan te dragen: uit solidariteit bleef hij ook weg.